Als we spreken over stereotypen dan verwijzen we eigenlijk naar breed gedragen opvattingen over de eigenschappen en gedrag van mensen.
Vaak zijn stereotypen ontstaan aan de hand van een enkele waarneming en groeien beelden die aldus ontstaan uit naarmate andere mensen zo’n beeld overnemen. Maar het gevaarlijke aan stereotyperingen is dat het helemaal niet zo hoeft te zijn dat de beelden ook echt kloppen met de eigenschappen en het gedrag van de totale groep die ermee beschreven wordt.
Zo wordt bij hoogbegaafde leerlingen vaak gezegd dat ze sociaal onhandig zijn, dat het leren hen vanzelf afgaat of dat ze allemaal zwakke executieve vaardigheden hebben. Maar wie objectief naar de doelgroep kijkt, zal ontdekken dat geen van deze eigenschappen gelden voor de hele doelgroep. Sterker nog voor géén van de genoemde eigenschappen is onomstotelijk bewezen dat ze gelden voor alle begaafden en evenmín is bewezen dat eventuele eigenschappen alleen veroorzaakt worden door de hoge intelligentie. Daarnaast zijn er evenveel kinderen die deze eigenschappen hebben zonder dat de ze hoogbegaafd zijn.
Denken in stereotypen kan kinderen onterecht in een positie brengen waarmee hen passend onderwijs wordt onthouden en daarmee wordt voor deze leerlingen de kansengelijkheid om tot leren te komen in gevaar gebracht.