Skip to content

Basisboek – Thema 3 Inspelen op educatieve behoeften

In deel drie van het Basisboek (Hoog)begaafdheid voor po en vo staat inspelen op de educatieve behoeften van leerlingen met kenmerken van begaafdheid centraal. Betekenisvol reageren begint bij onderkennen dat er op grond van de verschillende behoefteprofielen van de leerlingen altijd sprake is van een zekere vorm van maatwerk. De auteurs in dit deel van het boek vinden elkaar in de nadruk die zij leggen op het zoeken naar kansen voor maatwerk enerzijds en het zoeken naar een kansrijk aanbod voor alle leerlingen anderzijds. De onderwijskundige werkelijkheid maakt echter al snel duidelijk dat wat optimaal wenselijk zou zijn, in de praktijk lang niet altijd een haalbare kaart is. Dat betekent dat de auteurs in dit deel vooral uitgaan van wat zij denken dat optimaal wenselijk is en jij als lezer van het boek aan de hand van je eigen praktijk binnen jouw eigen organisatie moet zien wat je kunt verwezenlijken. Veranderen doe je nooit in een grote stap, maar elke dag een klein beetje. Doseer het zo dat het voor alle partijen vol te houden is; zowel het bedenken van wat er moet veranderen als het tempo waarmee je veranderingen implementeert en waarmee je veranderingen borgt.

De auteurs vinden elkaar ook in het benadrukken van het belang van een goede begeleiding tijdens het leerproces. Wie hun hoofdstukken leest, zal ontdekken dat leren niet ‘vanzelf’ gaat en dat de rol van de leraar in dit proces essentieel is.

Om de onderlinge verschillen van leerlingen te vieren begint dit deel met aandacht voor differentiëren: in leerinhoud, in leertempo (en daarmee ook in leergang) en in instructiestrategieën. Het uitgangspunt voor hoofdstuk 11 is ingebed in meer algemene theorieën over differentiëren, waardoor het aansluit bij wat in de reguliere onderwijspraktijk sowieso al gebruikelijk is. De hoofdstukken 12 en 13 haken daar weer op aan. Deze auteurs bespreken wat de functie is van creatief denken in het onderwijs in de eenentwintigste eeuw en wat je kunt doen om dit in je klas te organiseren. Voorgestelde aanpakken kunnen zowel in het po als in het vo goed worden gebruikt, afhankelijk van geboden leerinhouden.

In hoofdstuk 14 bespreken de auteurs de belangrijkste pedagogische en didactische valkuilen bij het samenstellen en het aanbieden van het curriculum. Hoofdstuk 15 gaat in op het onderwerp ‘moeilijk verstaanbaar gedrag.’ De redactie kiest er samen met de auteurs bewust voor om dit niet specifiek aan één probleem te verbinden, bijvoorbeeld aan een begrip als onderpresteren, maar aan een verzameling van gedrag dat de omgeving moeilijk vindt om te begrijpen. De term moeilijk verstaanbaar gedrag zegt daarmee eerder iets over de omgeving van de leerling dan over de leerling zelf.

Sommige hoofdstukken hebben direct betrekking op het aanpassen van leerinhouden waar andere hoofdstukken meer betrekking hebben op de rol van de leraar als organisator van dit proces. In hoofdstuk 15 komen beide lijnen eigenlijk weer samen, omdat daarin zowel het vermogen tot het aanpassen van leerinhouden als het vermogen tot het aanpassen van ondersteuningsvormen worden verbonden met wat leerlingen met moeilijk verstaanbaar gedrag nodig hebben.