Skip to content

Basisboek – Hoofdstuk 14 Pedagogische en didactische valkuilen

Didactiek en pedagogiek zijn de ‘superkrachten’ om anderen te ondersteunen bij het leren. Hoe je deze ‘superkrachten’ gebruikt in het onderwijs aan leerlingen met kenmerken van (hoog)begaafdheid hangt mede af van de aannames die je hebt over wat (hoog)begaafdheid is, wat jij als ‘goed onderwijs’ ziet en welke kansen jij hebt om daar in de praktijk handen en voeten aan te geven.

Bij onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen bestaan er specifieke valkuilen. Zo kunnen hoogbegaafde kinderen de dingen niet vanzelf. Alles wat ze kunnen, hebben ze ook ooit moeten leren. Ze moeten net als iedereen oefenen om ergens goed in te worden, maar als de leerstapjes heel klein zijn, hebben deze leerlingen erg weinig oefening nodig om het doel te bereiken.

Net als andere kinderen hebben ze instructie nodig, maar dan wel een vorm van instructie die past bij de leervraag die past bij het doel dat ze moeten halen. Ook als het aanbod te lang te eenvoudig is, leert de leerling erg weinig; zelfs met fouten omgaan wordt dan niet geleerd. Om dit soort valkuilen te vermijden helpt het als je de blik waarmee je kijkt wisselt. Verken vanuit de theorie wat daarin bekend is over de valkuilen. Wat kunnen oorzaken en mogelijke oplossingen zijn? Selecteer oplossingen die in het geval van jouw situatie voor deze leerling de grootste kans van slagen hebben. Buig dan je handelen om naar een aanpak die evidence-informed en passend is. Want de leerling verandert niet als jij niet verandert.