In deel vier van het Basisboek (Hoog)begaafdheid voor po en vo staat de organisatie van het onderwijs aan leerlingen met kenmerken van (hoog)begaafdheid centraal. Nu is er niet één organisatievorm die werkelijk altijd volledig aansluit bij wat individuele leerlingen nodig hebben. Net zomin is er één organisatievorm die volledig aansluit bij de competenties van alle leraren of bij wat elke organisatie kan dragen. De piramide van ondersteuning van het onderwijs moet je daarom zien als een kneedbare vorm waarbij de omstandigheden mede van invloed zijn op wat in werkelijkheid te verwezenlijken is. Gulden regel van de piramide is dat naarmate de ondersteuningsbehoeften meer gaan afwijken van wat in het reguliere curriculum geboden kan worden, de groep leerlingen die hiervoor in aanmerking komt steeds kleiner wordt.
De vijf hoofdstukken in dit deel beschrijven ieder een stukje van de piramide. Hoofdstuk 16 richt zich op ondersteuning in de klas. Hoe organiseer je een gedifferentieerd aanbod en kun je maatwerk bieden binnen realistische grenzen? Hoofdstuk 17 beschrijft hoe je buiten de klas, maar binnen de school, kunt zorgen voor een doordacht aanbod en welke factoren daaraan bijdragen. Hoofdstuk 18 gaat in op het faciliteren van een bovenschoolse voorziening, in de vorm van een deeltijd of voltijd aanbod, al dan niet aangevuld met een onderwijszorgarrangement. Hoofdstuk 19 kijkt naar de randvoorwaarden om voltijdsonderwijs aan leerlingen met kenmerken van (hoog)begaafdheid te faciliteren en de samenwerking met educatieve partners te bevorderen. Ten slotte beschrijft hoofdstuk 20 de organisatie van een regionaal dekkend aanbod vanuit een concrete praktijksituatie.
In alle vijf hoofdstukken is die kneedbaarheid van de piramide de rode draad. De verschillende ondersteuningsniveaus die worden aangesproken, vragen ieder een andersoortige inspanning.
Het tweede aspect dat in alle hoofdstukken gedeeld wordt, is de zorg om zowel de leraar als de leerling. Hoe kan een organisatie leraren zo faciliteren en ondersteunen dat hun werk haalbaar blijft én de kwaliteit van het onderwijs goed blijft?
Tot slot delen de hoofdstukken dat er vanuit alle perspectieven nagedacht wordt over de vraag ‘Voor wie is dit aanbod nu bedoeld?’ Hoewel we graag zouden zien dat het antwoord even simpel als complex is, namelijk ‘Voor elke leerling die daaraan behoefte heeft’, is de praktijk weerbarstiger.
In dit deel nodigen we je uit te onderzoeken hoe je binnen de context waar je mee te maken hebt, organisatorische voorwaarden kunt scheppen om tegemoet te komen aan wat de leerling nodig heeft. Tegelijkertijd gaat het om wat al dan niet (nog) redelijk is om van de betrokken leraren te verwachten.
En ten slotte: hoe groei je langzaam maar gestaag naar een breed gedragen dekkend aanbod in je regio, en hoe kunnen onderwijs en zorg zo samenwerken dat zij een passend aanbod kunnen realiseren voor die leerlingen die anders zouden uitvallen?

