Het onderwijs voor leerlingen met kenmerken van (hoog)begaafdheid kun je in je school in een piramidemodel organiseren. Elke laag van de piramide biedt ondersteuning die net weer een stapje intensiever is dan de voorgaande laag. De onderste lagen zijn daarbij gericht op wat er binnen een school zelf al geboden kan worden. De top van de piramide is gericht op een bovenschools voorzieningenaanbod.
Er zijn twee groepen begaafde leerlingen die behoefte hebben aan een bovenschoolse voorziening: de groep die meer uitdaging nodig heeft dan de eigen school kan bieden en de groep waarvoor leraren handelingsverlegen zijn omdat deze leerlingen zowel meer ondersteuning als uitdaging nodig hebben. Voor de eerste groep kun je een voltijdse of deeltijdvoorziening opzetten, voor de tweede groep is aanvullend een onderwijs-zorgarrangement nodig.
De selectie van leerlingen hangt af van de doelgroep waarop de voorziening is gericht. Denk niet alleen aan de leerlingen bij wie het voor de hand ligt dat ze geselecteerd worden. Denk vooral na over hoe leerlingen die zich minder gemakkelijk laten herkennen ook mee kunnen doen aan wat de voorziening te bieden heeft. Meisjes, leerlingen uit achterstandsmillieus en kinderen met een migratieachtergrond worden traditioneel minder vaak geselecteerd, terwijl ook onder deze leerlingen veel kinderen zijn die behoefte hebben om aan zo’n bovenschoolse voorziening te kunnen deelnemen. Houd daarom een open blik voor het screenen van de leerlingen.
Als een leerling deels naar een bovenschoolse voorziening gaat en deels onderwijs blijft volgen op de stamschool, behoudt de stamschool de zorgplicht en blijft deze eindverantwoordelijk voor het onderwijsaanbod. Daarom is een intensieve samenwerking tussen stamschool en bovenschoolse voorziening noodzakelijk.

