Skip to content

Basisboek – Hoofdstuk 4 Hoogbegaafdheid gedefinieerd

Het resultaat van intelligentieonderzoek kan in een normaalverdeling worden weergegeven. Op cognitief, sociaal, emotioneel en persoonlijk gebied wijken mensen met een verstandelijke beperking (IQ minder dan 70) en met hoogbegaafdheid (IQ hoger dan 130) in vergelijkbare mate af van mensen met een gemiddelde intelligentie. De mate van intelligentie wordt niet alleen bepaald door de verstandelijke capaciteiten van een individu, maar ook door diens persoonlijkheidsfactoren – zoals motivatie, emotie en concentratie – en de al dan niet stimulerende omgeving. Leerlingen moeten zich veilig voelen om zich naar hun vermogen te kunnen ontwikkelen, anders ervaren zij stress.

Belangrijke factoren die stress kunnen veroorzaken zijn het sociaaleconomisch milieu, de cultuur en het onderwijssysteem. Vooral bij hoogbegaafden knelt het onderwijssysteem. Uit onderzoek blijkt: hoe intelligenter, hoe meer en ernstiger problemen, hoe meer (mis)diagnoses, hoe meer behoefte aan zorg en hoe meer schooluitval (De Heer, 2017). Zo vroeg mogelijke signalering van hoogbegaafdheid en – de juiste – aanpassing van het aanbod is van groot belang. Voor alle leerlingen is het immers belangrijk dat de leer- en oefenmogelijkheden aansluiten bij hun ontwikkelingsniveau, dat zij keuzemogelijkheden hebben en contacten kunnen aangaan met ontwikkelingsgelijken. Dat draagt bij aan een positieve schoolbeleving en het preventief ondervangen van stress ontlokkende factoren.