Hoogbegaafdheid in het VO – Wat is er nodig om tot leren te komen

Christa vertelt dat leraren in het vo vaak meer kennis nodig hebben over hoogbegaafdheid. Ze weten bijvoorbeeld niet dat deze leerlingen anders leren: “Als jij zo goed kan leren, dan moet je gewoon achten en negens halen.” Maar zo simpel is het niet.

Martin van Rooij interviewt in deze video Christa Kniest (begeleider onderwijs vo voor o.a. hoogbegaafde leerlingen en steunpuntcoördinator overgang po/vo, SWV Passend Onderwijs Almere) over de overgang van het po naar po voor hoogbegaafde leerlingen.

Hoogbegaafdheid in het VO – Deepdive Executieve vaardigheden in het VO

In deze deepdive vertelt Lilian Snijders (trainer didactisch coachen, opleider Beeldcoaching, ECHA-specialist) dat als leerlingen op het vo komen ze ineens weer de ‘kleinste’ leerlingen zijn. Ze waren gewend om makkelijk te leren, maar lopen nu vaak tegen uitdagingen aan. Extra aandacht voor de ontwikkeling van hun executieve functies is dan belangrijk.

Hoogbegaafdheid in het VO – Beschikbaarheidsdeficiëntie

Een deficiëntie is een tekort. Een beschikbaarheidsdeficiëntie verwijst in de context van de brochure over begaafdheid in het vo, naar een tekort aan een bepaalde vorm van kennis of vaardigheid waardoor een leerling een taak niet kan oplossen of aanpakken.

Iemand die een scheef beeld heeft van wat begaafdheid inhoud zou dit wellicht vreemd kunnen vinden. Want hoe kan het dan dat een leerling, die toch alles mee zou moeten hebben, iets toch niet kan? Het antwoord is simpel: begaafdheid is niet een synoniem voor alles al kunnen en weten. Het verwijst, aan de cognitieve kant van het leerproces, slechts naar het vermogen van een leerling om zich complexe leerinhouden met behulp van een voor de leerling passende van instructie en ondersteuning in een relatief hoog tempo eigen te kunnen maken. Ergo: de leerling moet kennis en vaardigheden wel kunnen en mogen leren voordat we kunnen verwachten dat de leerling dit ook kan inzetten.

Hoogbegaafdheid in het VO – Productiedeficiëntie

Een productiedeficiëntie verwijst naar een situatie waarin de leerling wel over de juiste kennis en vaardigheden beschikt, maar deze niet altijd op het juiste moment, op de juiste wijze inzet.

Onderzoek van Figg en anderen naar het gebruik van tekstreductiestrategieën door begaafde leerlingen maakte bijvoorbeeld zichtbaar dat bij onderpresterende begaafde leerlingen het niet ging om het niet beschikken over de juiste strategieën, maar over het niet op de juiste wijze inzetten van die strategieën. Daardoor vielen bij onderpresterende begaafde leerlingen in hun onderzoek de prestaties tegen, ten opzichte van de goed presterende begaafde leerlingen.

Hoogbegaafdheid in het VO – Verwachtingspatronen

Bij verwachtingspatronen gaat het erom dat er iets van een mens verwacht wordt op basis van eerder getoond gedrag of eerder geleverde prestaties.

Stel dat een leerling op school heeft laten zien taalkundig heel sterk te zijn, dan kan een leraar op grond daarvan verwachten dat als je deze de leerling een complexe taalkundige opdracht geeft, de leerling deze opdracht goed kan maken. Als de leerling vervolgens bij herhaling laat zien succesvol te zijn bij complexe taalkundige taken, dan groeit er een patroon waarbij de leraar van de leerling deze goede prestatie ook gaat verwachten.

De leerling zelf zal meegroeien in datzelfde verwachtingspatroon en van zichzelf ook die goede prestatie gaan verwachten. Maar sterk zijn op het talige vlak, betekent niet automatisch dat een leerling ook op alle andere vakgebieden datzelfde ontwikkelingspotentieel heeft. Toch kan het zijn dat we dit wel gaan verwachten of dat de leerling denkt dat we dit verwachten.

Als de leerling denkt dat we dit verwachten, maar dit in werkelijkheid niet checkt of dat ook echt zo is, dan is er sprake van een geprojecteerd verwachtingspatroon.

Hoogbegaafdheid in het VO – Conformiteit en individualiteit

Bij conformiteit gaat het erom hoe jongeren zich aanpassen aan de groep of aan wat zij denken dat de groepsnorm van hen verwacht.

Bij individualiteit gaat het erom dat jongeren ook moeten leren om eigen keuzes te maken ondanks dat zij op sommige momenten groepsdruk zullen ervaren. Als kinderen in de puberteit komen worden andere personen dan hun ouders plotseling erg belangrijk. Dit proces zien we vaak al ontstaan gedurende de laatste jaren van het basisonderwijs. De invloed van medeleerlingen neemt dan snel toe.

Aan de ene kant helpt hen dat om zich los te maken van ‘thuis’ en te kunnen verkennen wat hun eigen normen en waarden zijn. Aan de andere kant scheppen die nieuwe omgevingsinvloeden soms ook een verplichtend kader, waarbij jongeren het gevoel hebben daar niet aan te kunnen ‘ontsnappen’, terwijl ze wellicht minder voelen voor het kader dat voor hen opdoemt.

Voor begaafde leerlingen kan dat gevolgen hebben voor de wijze waarop ze al dan niet accenten leggen op hun persoonlijke leerontwikkeling door bijvoorbeeld al dan niet te leren voor hun toetsen, hun projecten in te leveren of door hun potentieel minder zichtbaar te maken voor anderen door bewust lagere prestaties te leveren. Zo kunnen ze kiezen om ‘erbij te willen horen’ maar dan is het gevolg dat hun prestaties afwijken bij de verwachting van de volwassenen in hun bestaan.

Hoogbegaafdheid in het VO – Stressoren

Stressoren zijn factoren die ervoor zorgen dat iemand sterke spanningen of stress ervaart. Deze stressoren kunnen zich overal voor doen in de omgeving van het kind. Bijvoorbeeld op school, wanneer de leerstof niet aansluit op wat het kind nodig heeft. Bij begaafde kinderen kan het zijn dat de leerling ondervraagd wordt omdat de leerstof te eenvoudig is, maar begaafde leerlingen kunnen ook óvervraagd worden. Bijvoorbeeld wanneer zij geen passende instructie op het aanbod krijgen omdat een leraar aanneemt dat de leerling de taak ook zonder instructie moet kunnen uitvoeren.

Stressoren kunnen ook ontstaan als de leerling geen aansluiting ervaart met andere leerlingen of als de leerling gepest wordt. Stressoren kunnen ook door een minder passende thuissituatie ontstaan, waarbij ouders weliswaar zeer hun best doen om aan te sluiten op wat hun kind nodig heeft, maar door omstandigheden daarin toch (onbewust) net iets anders bieden dan wat het kind verder helpt.

Dit zijn allemaal voorbeelden van externe stressoren. Maar er zijn ook interne stressoren. Dat zijn factoren die vooral te maken hebben met het kind zelf, bijvoorbeeld als het kind het idee heeft dat de omgeving iets heel specifieks verwacht, die gedachte niet toetst op juistheid en probeert om aan de onuitgesproken verwachting te voldoen. Bijvoorbeeld: “Mijn leraar geeft nauwelijks feedback op mijn producten, andere leerlingen krijgen veel feedback. Kennelijk vindt mijn leraar mijn opdrachten minder belangrijk dan die van andere leerlingen.” Als die gedachte bij de leerling gaat leven, kan het zijn dat de leerling minder gemotiveerd de taken oppakt, terwijl de leraar wellicht minder feedback heeft gegeven omdat deze al heel tevreden is over de kwaliteit van het door de leerling geleverde werk.

Hoogbegaafdheid in het VO – Identiteit

Identiteit is een best ingewikkeld begrip dat we toch veel gebruiken. Want wat is dat nu precies identiteit? Het ontwikkelen van je identiteit is een proces dat alle mensen doormaken. Tijdens dit proces vinden mensen uit wie ze zouden willen worden of zijn, of wie of wat ze juist nooit zouden willen worden of zijn. Het ontwikkelen van je eigen identiteit vereist interactie met de omgeving.
Een veel gebruikte omschrijving van identiteit is “een combinatie van kwaliteiten die maken dat het ene mens zich kan onderscheiden van andere mensen”. Het is een verzameling van “de onderscheidende kenmerken of persoonlijke ontwikkeling als het resultaat van psychologische identificatie”.

Psychologische identificatie is een proces waarin een mens eigenschappen en vaardigheden van een ander zichzelf eigen maakt en aanwendt juist omdat je die eigenschappen in die ander zo waardeert en denkt: “Zo zou ik ook wel willen zijn of willen kunnen handelen.”