Met conventies bedoelen we in deze context een algemeen aanvaarde gewoonte of manier van doen. Deze conventies bepalen vaak hoe mensen zich horen te gedragen in bepaalde situaties. Je kunt daarbij denken aan bepaalde gewoonten in het sociale verkeer. In Nederland is het bijvoorbeeld een algemene gewoonte dat je iemand een hand geeft als je je voorstelt. In de schoolsituatie zijn er ook allerlei uitgesproken en onuitgesproken gewoontes die binnen een bepaalde groep gelden.
Slimme meisjes – Attributies
Het woord attributies wordt gebruikt om te omschrijven waar iemand een oorzaak voor gedrag of een gebeurtenis aan toeschrijft. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen extern attribueren en intern attribueren. Extern attribueren betekent de oorzaak buiten jezelf leggen. Intern attribueren betekent de oorzaak binnen jezelf zoeken.
Stel je voor dat een kind in het gangpad in de klas valt over de tas van een ander kind. Het kind dat valt kan dan zeggen “Dat komt omdat de tas van Jantje in de weg lag. Jantje had zijn tas moeten opruimen aan de kapstok.” In dit voorbeeld is er sprake van externe attributie. Als dit zelfde kind zegt over de aanleiding van de valpartij: “Oh, ik keek even niet goed uit”, dan is er sprake van intern attribueren.
Slimme meisjes – Didactisch coachen
Een leraar die didactisch coacht, draagt niet alleen kennis over, maar begeleidt leerlingen ook in hun leerproces zodat ze een actieve rol als leerder gaan innemen. De leraar geeft niet alleen instructie, maar zorgt bijvoorbeeld door het stellen van goede vragen dat de leerling zelf gaat nadenken over de leerinhouden en over de eigen rol in het leerproces.
Voorbeelden daarvan zijn: ‘Wat heb je gedaan om zelf tot een antwoord te komen?’ en ‘Hoe kun je om hulp vragen?’. Het kunnen ook vragen zijn die gaan over de inhoud van verworven kennis waardoor de leerling leert om informatie op waarde te schatten.
Bij didactisch coachen hoort ook het geven van goede feedback zodat de leerling kan zien: ‘Dit kan ik nu al, dit is de volgende stap in kennis en vaardigheden die ik kan ontwikkelen’ en ‘Als ik het zo aanpak, dan neemt de kans toe dat ik het leerdoel goed bereik’.
Slimme meisjes – Deepdive Gifted Girls: Samen bouwen aan de toekomst
In deze deepdive vertelt Tania Gevaert over hoe je slimme meiden (in de puberteit) kunt ondersteunen in hun ontwikkeling naar een succesvolle loopbaan. Tania Gevaert is psychotherapeut, onderwijstrainer en ECHA-specialist in Gifted Education. Als directeur van het Vlaamse Expertisecentrum Samen Slimmer Groeien en co-stichter van het Steunpunt Onderpresteren vzw, is zij dagelijks actief op de werkvloer met kind, gezin, jongere en leerkracht. Ze ontwikkelt trainingen op maat, voert praktijkonderzoek uit en schrijft boeken.
Slimme meisjes – Deepdive Bright Girls: Empowering Exceptional Minds
Deze Engelstalige deepdive is Nederland ondertiteld.
In deze deepdive vertelt Debbie Troxclairover de unieke karakteristieken, uitdagingen en ondesteuningsstrategieënvoor briljante, (hoog)begaafde meisjes.Debbie Troxclair is associate professor aan Lamar State University (Texas, USA). Debbie ontwikkelde het online masterprogramma over begaafdheid voor Lamar. Ze was jarenlang supervisor voor onderwijsprogramma’s voor begaafde leerlingen.
In de loop der jaren heeft zij diverse publicaties gehad onder andere in Gifted Child Today, Journal of the Louisiana Reading Association, Roeper ReviewenParenting for High Potential.Debbie is actief lid van The Texas Association forthe Gifted, de World Council for Gifted and Talented Children (CEC) Tag Divisionen The National Association for Gifted Children.
Peergrouponderwijs – Formatief toetsen
Er zijn grofweg twee typen toetsen: summatieve toetsen waarbij de resultaten min of meer leiden tot een opsomming van wat de leerling weet en bereikt heeft; en formatieve toetsen waarmee we in beeld brengen wat een leerling (nog) te leren heeft, hoe dit bereikt kan worden. En waarbij de antwoorden handvatten geven op tot een bij de leerling passend aanbod en aanpak te komen.
Schooluitval – Copingmechanismen
Copingmechanismen zijn manieren waarop je als mens omgaat met situaties die spanning bij je oproepen, situaties waarin je voor problemen gesteld wordt en die je moet aanpakken om weer verder te kunnen. Er zijn heel verschillende soorten copingmechanismen. Zo kun je dingen actief aanpakken en oplossen, sociale steun zoeken of op een handige manier je emoties uiten. In dat geval is er sprake van gezonden copingstrategieën. Maar er zijn ook minder handige of zelfs ongezonde copingstrategieën. Daarbij kun je denken aan probleemvermijdend gedrag of het zoeken van verdoving in drank of drugs of vervallen in vervallen in passiviteit of depressiviteit.
Leerlingen die thuiszitten hebben veelal in het verleden echt geprobeerd hun problemen op te lossen maar zijn daarin niet geslaagd. Dat betekent niet altijd dat ze de verkeerde strategie gekozen hebben. Het kan ook zo zijn dat hun strategie aanvankelijk wel passend was bij de situatie als zodanig, maar dat de partij die zij in dit proces geprobeerd hebben te activeren een ander beeld had van wat de oplossing zou moeten zijn. Het kan ook zo zijn dat de leerling geprobeerd heeft de dingen vooral zelf op te lossen vanuit de misvatting dat hulpvragen niet de gewenste aanpak voor een begaafde leerling is of dat hun vraag om support niet herkend is door de omgeving.
Wat verstaan we onder… self-efficacy?
Self efficacy is het beste te omschrijven als bij de start van een taak het inzicht en vertrouwen hebben dat je over de goede kennis een vaardigheden beschikt waardoor je een grote kans hebt een taak met succes te kunnen afronden. Dat betekent dat je het gevoel hebt over een goede basis te beschikken en dat als je tussentijds er niet helemaal uit komt, je die ontbrekende kennis e vaardigheden ook kunt ontwikkelen waardoor je er dan ‘toch uit komt’.
Kinderen die een goed gevoel voor self-efficacy hebben zullen eerder geneigd zijn een taak te durven aanpakken en een beetje ‘risico’ te nemen om ook situaties aan te gaan waarin ze toch nog niet ‘alles’ helemaal onder controle hebben. Een gebrek aan self-efficacy kan leiden tot uitstel gedrag als een kind aan een taak moet beginnen of een verminderde motivatie.









