Executieve functies zijn de cognitieve processen die nodig zijn om je gedrag te sturen om een (school)taak goed uit te kunnen voeren. Daarbij gaat het om inhiberen (het kunnen onderdrukken van dominante reacties), shiften (je aandacht op iets anders kunnen richten als de situatie dat vereist) en updaten (het kunnen koppelen van nieuwe kennis aan bestaande kennis waardoor je ook je handelen kunt aanpassen). Executieve functies verwijzen vooral naar wat er in het brein gebeurt.
Executieve functies kunnen worden vertaald in executieve vaardigheden, dit is het handelen in de praktijk. De executieve vaardigheden kunnen we waarnemen, dat gaat om gedrag. Daarbij kun je denken aan zoiets als georganiseerd handelen, volgehouden aandacht, doelgericht gedrag, maar ook het reguleren van emoties en de zogenoemde metacognitieve vaardigheden waardoor een kind door inzicht te hebben in het eigen gedrag en handelen in staat is om bij te sturen op dat eigen gedrag.
De ontwikkeling van executieve vaardigheden wordt sterk bepaald door de noodzaak om die vaardigheden ook echt te moeten gebruiken. Kinderen die op school onvoldoende aangezet worden om taken in hun zone van naastgelegen ontwikkeling te verrichten, ervaren minder de noodzaak tot het inzetten van deze vaardigheden. Dit betekent dat als we willen dat leerlingen goede executieve vaardigheden ontwikkelen, wij van meet af aan de leerling onder passende begeleiding in die zone van naastgelegen ontwikkeling onderwijs moeten bieden