Schooluitval – De Liaan: Een voorziening voor thuiszitters

Agnes van der Beek (Specialist Begaafdheid) over ‘De Liaan’, een lesvoorziening voor thuiszitters van samenwerkingsverband 2305 PO, uitgevoerd door het Kenniscentrum HB. Hoogbegaafde leerlingen met bijkomende problematiek worden hier via een intensief programma teruggeleid naar de basisschool.

Deze video is gemaakt door het Kenniscentrum Hoogbegaafdheid voor de brochure ‘Thema 8; Uitval in het onderwijs van (hoog)begaafde leerlingen’ en onderdeel van een serie interviews door Martin van Rooij met (ervarings)deskundigen op dit thema.

Schooluitval – Als de leerling eenmaal thuiszit

Interview met Agnes van der Beek (Specialist Begaafdheid) over het (blijven) begeleiden van thuiszitters en het programma van ‘De Liaan’ in Zwolle om kinderen terug te leiden naar de basisschool.

Deze video is gemaakt door het Kenniscentrum Hoogbegaafdheid voor de brochure ‘Thema 8; Uitval in het onderwijs van (hoog)begaafde leerlingen’ en onderdeel van een serie interviews door Martin van Rooij met (ervarings)deskundigen op dit thema.

Schooluitval – Copingmechanismen

Copingmechanismen zijn manieren waarop je als mens omgaat met situaties die spanning bij je oproepen, situaties waarin je voor problemen gesteld wordt en die je moet aanpakken om weer verder te kunnen. Er zijn heel verschillende soorten copingmechanismen. Zo kun je dingen actief aanpakken en oplossen, sociale steun zoeken of op een handige manier je emoties uiten. In dat geval is er sprake van gezonden copingstrategieën. Maar er zijn ook minder handige of zelfs ongezonde copingstrategieën. Daarbij kun je denken aan probleemvermijdend gedrag of het zoeken van verdoving in drank of drugs of vervallen in vervallen in passiviteit of depressiviteit.

Leerlingen die thuiszitten hebben veelal in het verleden echt geprobeerd hun problemen op te lossen maar zijn daarin niet geslaagd. Dat betekent niet altijd dat ze de verkeerde strategie gekozen hebben. Het kan ook zo zijn dat hun strategie aanvankelijk wel passend was bij de situatie als zodanig, maar dat de partij die zij in dit proces geprobeerd hebben te activeren een ander beeld had van wat de oplossing zou moeten zijn. Het kan ook zo zijn dat de leerling geprobeerd heeft de dingen vooral zelf op te lossen vanuit de misvatting dat hulpvragen niet de gewenste aanpak voor een begaafde leerling is of dat hun vraag om support niet herkend is door de omgeving.

Schooluitval – Goodness-of-fit

Goodness-of-fit heeft te maken met afstemming tussen individu en de omgeving. In het onderwijs gaat goodness-of-fit om het passend maken van de gehele pedagogische en didactische situatie. Goodness-of-fit betref dan niet alleen het leerstofaanbod of de mate van instructie, maar ook de kansen voor de leerling om onderdeel uit te maken van een veilige sociale en emotionele omgeving. Denk dan bijvoorbeeld aan kansen om ontwikkelingsgelijken te treffen, maar ook aan kansen om op school een vertrouwenspersoon te kunnen vinden. Of een leerling een echte vertrouwenspersoon kan vinden in de school heeft niet alleen te maken met of er iemand is die op zijn deur een bordje met ‘vertrouwenspersoon’ heeft staan.

Begaafde leerlingen zijn gevoelig voor oprechte relaties en kiezen graag zelf de mensen uit die ze vertrouwen. Voor elke begaafde leerling ligt die goodness-of-fit weer net een beetje anders. Er is dus niet zoiets als een set vaste criteria die die goodness-of fit voor elke leerling bepalen. Goodness-of-fit is ook wat anders dan zorgen dat ‘het vooral leuk is’ of zorgen dat de leerling vooral ‘geen tegenwind ervaart’. Het gaat om een zorgvuldige afstemming tussen dat wat de leerling nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen en het antwoord dat de omgeving voor die individuele leerling kan bieden.

Schooluitval – Regievoerder

Als een situatie rondom een leerling zorgelijk wordt en er tegelijkertijd meerdere personen bij de ondersteuning van de leerling betrokken zijn, is het prettig als een van die personen het vaste aanspreekpunt wordt voor alle betrokkenen. Zo iemand neemt dan de regie. De regievoerder is dan niet alleen een eerste aanspreekpunt, maar zorgt ook dat de communicatie tussen de verschillende partijen soepel blijft verlopen, dat iedereen op de juiste wijze over de juiste dingen wordt geïnformeerd.

Een regievoerder kan ouders ook ontzorgen. Ouders van een leerling die door omstandigheden niet meer naar school gaat of dreigt ui te vallen, hebben vaak al een heel lange weg met hun kind doorgemaakt. Daarbij spelen niet alleen praktische zaken een rol, maar spelen vooral emoties een belangrijke rol waardoor ouders soms ook gewoon even ‘op’ zijn. Op dat moment is het fijn als de regievoerder taken overneemt waardoor ouders ook weer even hun aandacht op andere zaken kunnen richten en hun rol terugschuift van ‘regelaar naar ouder’.

Schooluitval – Crisogene ontwikkeling

Bij een crisogene ontwikkeling ontstaat er een situatie waarbij de balans tussen draagkracht en draaglast wordt verstoord. De draagkracht is het vermogen van het individu om problemen te kunnen oplossen. Die draagkracht verschilt per persoon. De draaglast wordt bepaald door de optelsom van de gebeurtenissen. Ook de draaglast verschilt per persoon. Als er veel opeenvolgende negatieve gebeurtenissen zijn waarin iemand problemen het hoofd moet bieden, dan kan dit tot gevolg hebben dat er teveel gevraagd wordt van de draaglast. Bij een ernstige verstoring van die balans kan een crisis het gevolg zijn.

Een crisis is een noodsituatie waarbij een of meerdere gebeurtenissen het dagelijks leven van een individu zodanig beïnvloeden dat de normale gang van zaken verstoord raakt en iemand daardoor niet meer kan functioneren. In dat geval is er vaak op heel korte termijn hulp professionele nodig.

Schooluitval – Extracurriculaire activiteiten

Dit zijn alle activiteiten die voor leerlingen georganiseerd worden buiten het vaste leerstofaanbod om. Dit kan variëren van speciale projecten, clubs gericht op de cognitieve ontwikkeling of educatieve uitstapjes (denk aan museumbezoek of bijvoorbeeld vanuit het VO mogen deelnemen aan een project op een universiteit) Maar extra-curriculaire activiteiten kunnen ook activiteiten in het sociale domein betreffen.

In geval van begaafde leerlingen wordt bijvoorbeeld peergrouponderwijs veelal als extra-curriculaire activiteit gezien. Het leerstofaanbod binnen peergrouponderwijs bevindt zich zowel inhoudelijk als qua leer- en studievaardigheden veelal buiten de kaders van het reguliere aanbod dat voor alle leerlingen wordt georganiseerd.

Schooluitval – Leerfrustratie

De term leerfrustratie verwijst naar een situatie waarin leerlingen ervaren dat het proces van groei van bewuste onbekwaamheid naar bewuste bekwaamheid gepaard gaat met vallen en opstaan. In dit proces spelen emoties als onzekerheid, leren op een handige manier om de juiste hulp te vragen, omgaan met falen, en het leren vinden van je eigen veiligheid tijdens het leerproces een rol.

Het gevolg van een gebrek aan leerfrustratie is dat, als een leerling daar pas op latere leeftijd voor het eerst mee wordt geconfronteerd, er gevoelens van onvermogen ontstaan om met de situatie om te gaan. Het gevolg kan zijn dat de leerling bij taken die leerfrustatie oproepen taak-vermijdend gedrag zal gaan vertonen. Signalen daarvoor zijn bijvoorbeeld huiswerk ‘vergeten’ mee te nemen, excuses verzinnen voor het niet maken van een taak en in het minst gunstige geval de school als zodanig gaan vermijden om te kunnen ontsnappen aan gevoelens van onmacht.

Het jonge kind – Ecologie van de leerling

Het begrip ‘Ecologie van de leerling’ is geïntroduceerd voor Van Meersbergen en de Jeninga. Zij baseren zich daarvoor op de theorie van Bronfenbrenner die stelt dat elk mens deel uit maakt van een systeem en dat dit systeem weer van invloed is op ons denken, handelen en dus ook op ons leren. Nu zijn er in het ecologisch model dat Van Meersbergen en Jeninga hanteren veel factoren waar een leraar maar beperkt invloed op heeft. Soms is die invloed zelfs indirect, denk bijvoorbeeld aan sociaal-economische aspecten die beslist van invloed kunnen zijn om de ontwikkeling van een leerling, maar waar je als leraar geen greep op hebt.

Het blijkt voor leraren helpend te zijn om in eerste instantie het concept ‘ecologie van de leerling’ daarom terug te brengen naar factoren en actoren waarop de leraar wel direct invloed kan uitoefenen. In de ecologie van de leerling heeft de leerling uiteraard een centrale plaats. De leraar, het gezin en peers oefenen door hun eigen opvattingen en gedrag direct invloed uit op de leerling. Tegelijkertijd is ook het leerstofaanbod en de leeromgeving van invloed op de leerling. Er is ook sprake van een indirecte invloed op de leerling, want alle factoren en actoren uit die ecologie zijn toch ook weer van invloed op elkaar. Alles hangt met alles samen en dat is tegelijk de kern van het systemisch denken.